Translate

donderdag 12 september 2013

Dunne Modellen


Eindelijk geeft Israël weer eens het goede voorbeeld. Het is het eerste land ter wereld dat officiële maatregelen neemt tegen modellen die zó dun zijn dat ze niet meer gezond lijken. De dames moeten zich elke drie maanden bij een doktor laten checken en een Body Mass Index van minimaal 18,5 hebben. (Overigens is het gezonde BMI van een volwassen vrouw tussen de 20 en 25, dus het blijft wat magertjes.)

De mode industrie heeft de vreemde gewoonte ontwikkeld hun kleding aan lopende kleerhangers de catwalk op te sturen. Modellen als Kate Moss met een BMI van16 en haar fameuze uitspraak: ‘Nothing tastes as good as skinny feels’ is hier het boegbeeld van.

Natuurlijk is het niet zo dat mensen anorexia of boulimia ontwikkelen omdat ze in een tijdschrift eng dunne vrouwen zien waar ze op willen lijken. Het zijn serieuze ziektes die diepere psychologische oorzaken hebben. Wel denk ik dat het schoonheidsideaal door dergelijke foto’s verandert en dat  -met name- jonge meisjes denken dat ze mooier, gelukkiger en succesvoller zullen zijn als ze op modellen lijken. En als je al gevoelig bent voor eetstoornissen….

Sinds de invoering van de Israëlische wet debatteert de Tel-Aviv Fashionscene er heftig op los. Sommigen vinden het geweldig en hopen dat grotere mode landen hun voorbeeld snel zullen volgen, anderen vinden het belachelijk omdat sommige modellen nou eenmaal dun van zichzelf zijn en vooral agenten willen dat hun modellen ook nog inzetbaar kunnen zijn  op de internationale markt.

Ik ben van mening dat die te dunne modellen dan maar beter hun best moeten doen om toch aan te komen. Ga elke dag aan de slagroomtaart en stop met sporten als je je werk zo serieus neemt. Wat is er nou belangrijker? Dat een paar modellen misschien minder werk krijgen doordat ze ‘van nature’ te dun zijn of dat bij een heleboel jonge meisjes een eetstoornis voorkomen kan worden?


Misschien vraagt u zich af waar ik me zo druk over maak, de modewereld heeft er immers altijd eigen regels op nagehouden. Ik heb zelf anorexia nervosa gehad en ik kan u vertellen, dat wens ik echt niemand toe.
(NIW 2012)

dinsdag 10 september 2013

Dagboek uit New York (deel3)

Dagboek uit New York

Over een paar dagen ga ik alweer weg uit New York. De tijd is omgevlogen. De constante stroom van energie die hier heerst heeft me opgetild en ervoor gezorgd dat ik van werkafspraak naar museum, van filmhuis naar jazzclub en van winkel naar bageltent vloog,

Voor de interviews voor mijn boek over de derde generatie sprak ik met dertigers die hun hele leven in het teken zetten van de Holocaust door er films of universitaire scripties over te maken. Ik sprak met mensen die ongelooflijk trots waren dat hun grootouders de kampen hebben overleefd en anderen die zich geenszins met de Jodenvervolging van meer dan zeventig jaar geleden willen identificeren. Ik ontmoette jongeren die zich ernstige zorgen maken over de slag naar rechts binnen de Israëlische politiek en twintigers die in ondersteuningscomité voor de nederzettingen zitten. Op zoek naar de meest interessante verhalen raasde ik door Brooklyn, Manhattan, Queens en Washington D.C.

Ik kwam in aanraking met het ‘Reform Judaism’ tijdens een sjabbat-dienst met een vrouwelijke chazan, een zevenkoppige gospelband en een sushi maaltijd na afloop. Interessant, maar wel erg ver verwijderd van elke traditie waar ik  ooit eerder mee in aanraking kwam. Ook raakte ik bekend met de andere kant van het spectrum tijdens purim in Borough Park, de grootste Satmar gemeenschap buiten Israel, waar ik door jongetjes met peis en grote hoeden werd bekogeld met rotjes omdat ik er te gojs uitzag.
Ik zag films over het lied ‘Hava Nagila’, over kampoverlevenden die elk jaar in een vakantiedorp bij elkaar komen en over Chassidische joden die proberen uit hun strenge gemeenschap te ontsnappen. Ik zag prachtige toneelstukken van schrijver Chaim Potok en at de lekkerste Hamansoren die ik ooit heb geproefd.



En toch, ondanks dat het een geweldig inspirerende en intense ervaring was, ben ik blij om binnenkort terug te gaan. Dat is misschien de belangrijkste les geweest: ik schop wel eens tegen de Nederlandse cultuur en maatschappij aan, maar uiteindelijk is dit toch waar ik thuis hoor. Hier wonen namelijk mijn familie, vrienden en vriend. Het enigszins kleffe Amerikaanse gezegde luidt niet voor niets: ‘Home is where the heart is.’

(NIW Maart 2013)

dinsdag 3 september 2013

New York deel 2

Mijn Leven in New York


Ik ben nu ruim twee weken in Amerika.  Het is groots en meeslepend, vermoeiend en energiek, opwindend, en soms ook heel eenzaam. Als je alleen op reis gaat zijn er dingen waar je eerder nooit bij stil stond, zoals dat Amsterdam eigenlijk een heel fijne stad is om te wonen en dat je altijd een boek mee moet nemen als je alleen uit eten gaat, omdat de plek tegenover je anders wel erg leeg is.

Er zijn ook dingen die ik geweldig vind aan de stad die nooit slaapt.
New York wordt niet voor niets een ‘meltingpot’ genoemd bijvoorbeeld.  In elke willekeurige metro sta je tussen Chinezen, Koreanen, Zuid-Amerikanen, Afro-Amerikanen en vrouwen met hoofddoek op. Het is leuk om te merken dat iedereen hier naast elkaar kan leven. Dat merk ik ook in mijn interviews. Ik stel altijd de vraag of iemand zich thuis voelt in het land waar hij of zij is opgegroeid. In Nederland krijg ik wel eens het antwoord dat mensen zich ‘anders’ voelen dan anderen. Hier kijken ze me raar aan, ze voelen zich ‘uiteraard’ Amerikaan. En waarom zouden ze dat ook niet voelen? Elke Latino weet wat Chanoeka is en elke boekwinkel heeft kasten vol boeken over het Jodendom .

De allermooiste dingen maak ik mee op momenten dat ik het niet verwacht. Vorige week moest ik  in een kleine stad in upstate New York zijn. Bij de bushalte ontmoette ik een man van een jaar of dertig. We begonnen een praatjes, zoals je hier uit beleefdheid vaak doet. Toen ik vertelde dat ik een boek schrijf over de derde generatie, verwachtte ik  eigenlijk dat hij het onzinnig zou vinden. Maar hij vertelde me dat hij zelf  half Dominicaans, half Afrikaans is en nog steeds bezig is met het Slavernij verleden van zijn overgrootouders. “We willen toch allemaal weten waar we vandaan komen juffrouw?! Juist wij moeten er voor zorgen dat racisme voor altijd uitgebannen wordt. Wij weten hoe belangrijk acceptatie van anderen is”



Terwijl hij de bus inging  merkte ik dat ik me voor het eerst niet meer eenzaam voelde, iemand die ik  niet kende en ook nooit meer zou zien, begreep me.

(NIW Februari 2013)

maandag 2 september 2013

New York, New York

New York City

Over een paar dagen vertrek ik naar Amerika, voor een maand. Momenteel ben ik een boek aan het schrijven over ‘de derde generatie’, kleinkinderen van Holocaust overlevenden. Ik wil niet alleen uitzoeken hoe mijn generatie is beïnvloed door wat onze grootouders tijdens de oorlog hebben meegemaakt, ook ben ik benieuwd naar de vraag of dat per land verschilt.

Inmiddels heb ik 20 Nederlandse kleinkinderen geïnterviewd en nu is het tijd voor de volgende stap. Na een paar muisklikken op google kwam ik erachter dat er in Amerika veel openlijker over het onderwerp wordt gesproken dan hier. Zo zijn daar zogenaamde 3G groups, sociale groepjes waar mensen van de derde generatie bij elkaar komen om leuke dingen te doen en familieverhalen uit te wisselen. Ook zijn er een groot aantal universitaire scripties over geschreven.

Zonder verder heel diep na te denken heb ik een ticket naar New York geboekt en een huis geregeld. Nu het zover is vind ik het toch best eng. Dertig dagen in mijn eentje in zo’n gigantische stad. Wat als ik niemand ontmoet om mee te praten? Wat als ik heimwee krijg? Of verdwaal? Aan de andere kant is het een goed experiment. Ik ben 26, het wordt zo langzamerhand toch wel eens tijd dat ik uitvlieg.

De meeste interviews heb ik al geregeld. Door Facebook komt de hele wereld opeens dichterbij. Ik heb afspraken met schrijvers, filmmakers, psychologen, ultra orthodoxe joden…en allemaal houdt de Holocaust hen op  de een of andere manier op een dagelijkse basis bezig.

Ook ga ik me onderdompelen in het New Yorkse joodse wereldje. Naast de drie joodse musea die de stad rijk is, worden er elke vrijdag minstens tien openbare Sjabbat maaltijden georganiseerd, zijn er joodse comedy voorstellingen en wekelijkse filmavonden in het Joods Cultureel Centrum. Er worden regelmatig Klezmer concerten of boekbesprekingen van Israëlische auteurs gegeven en er zijn zelfs lessen om joodse vrouwen positiever over zichzelf te laten denken!

Eigenlijk heb ik er hartstikke veel zin in. En mocht ik toch eenzaam worden, dan kan ik altijd nog Matzeballensoep of Latkes bij Katz Deli gaan eten.

(NIW Januari2013)




dinsdag 27 augustus 2013

Sjeinetje Boterkoek

Sjeinetje Boterkoek

Mijn oma zou deze week 89 jaar zijn geworden en hoewel ik in het dagelijks leven nog steeds vrijwel elke dag aan haar denk, doe ik dat nu nog een beetje meer.
Vanaf het moment dat ik geboren werd waren we een team. Op 2 augustus 1986 haastte ze zich naar het ziekenhuis om haar eerste en enige kleindochter vast te houden. “Je lachte meteen naar me met je grote bruine ogen” zou ze later nog heel vaak zeggen. Of pasgeboren baby’s daadwerkelijk kunnen lachen weet ik niet, maar dat we onmiddellijk een bijzondere band hadden heeft voor mij altijd vastgestaan.

Tijdens mijn keutertijd paste ze elke week op mij. We speelden dan ‘winkeltje’, gingen samen naar het Gelderlandplein of de WIZO bazaar en ’s nachts mocht ik bij haar in het grote bed slapen. Ook maakte ze pudding in de vorm van een vis en tekende ik voor haar in de kleur blauw, omdat ze dat zo mooi vond. Als we een vriendin van haar tegenkwamen op straat – en iedereen leek bevriend te zijn met haar - wist de dame in kwestie altijd precies hoe het met mij ging. “Je weet wel dat je oma een klein beetje trots op je is toch?” zei zo iemand dan. En dat wist ik, want ik was oma’s “Sjeintje Boterkoek.”

Naar mate ik ouder werd raakten we steeds beter bevriend. Zij was degen die ik om advies vroeg als ik ergens mee zat, zij was degene die ik als eerste in vertrouwen nam toen begon te menstrueren en zij wist nog eerder dan mijn vriendinnen dat ik mijn eerste zoen gekregen had.

Op die koude najaarsdag in 2009 ging er ook iets in mij dood. Ik was de laatste die met haar sprak. Vlak voordat ze buiten bewustzijn raakte zei ze: “dat ik zo aan mijn einde moet komen na alles wat ik in de oorlog heb meegemaakt.” Dat was ook heel typerend voor haar, praten over de oorlog. Ik weet dat zee er nooit overheen gekomen is, maar toch hoop ik dat ik haar leven een beetje, een heel klein beetje heb kunnen verzachten.

Ik mis haar zo.


zondag 25 augustus 2013

Arab Idol

Arab Idol

Afgelopen zaterdag stroomden de straten en pleinen in Gaza, Ramallah en Nablus vol met uitgelaten Palestijnse burgers. Niet omdat ze demonstreerden tegen het Israëlische leger, maar omdat Mohammed Assaf het televisieprogramma “Arab Idol’ die avond won. De twintiger uit het Kahn Yunis vluchtelingenkamp versloeg in de finale de Egyptische Ahmad Jamal en Farah Youssef uit Syrië met een vertolking van het lied “Houd de Keffiyeh hoog!” Eerder gooide hij al hoge ogen met “I want it that way” van de Amerikaanse boyband The Backstreet Boys, wereldwijd erg populair eind jaren ’90.

Zijn overwinning was de kers op de taart voor de duizenden fans die hij tijdens de afgelopen drie maanden achter zich schaarde. Tienermeisjes liepen al weken rond in T-shirts met Assafs gezicht erop en PLO-leiders begonnen hem steeds meer als Ambassadeur van de Palestijnse Autoriteit te zien.

Maar niet iedereen is even blij met hem. Zo verkondigden enkele vertegenwoordigers van Hamas dat de hysterie rondom Assaf schandelijk is omdat ‘God het enige idool is’. De aanhangers van het politieke bestuur in Gaza lijken zich hier echter niets van aan te trekken en zijn dolgelukkig dat de Palestijnse gebieden nu eindelijk eens positief in het nieuws komen. Hierdoor is het dan ook voor het eerst in een lange tijd dat aanhangers van Hamas en de PLO hand in hand dansen.

 Sommige Israëli’s  zijn bang dat deze verbroedering er toe leidt dat er een nieuwe opstand van Palestijnse kant zal komen. Ik denk niet dat het risico hierop nu groter wordt. Integendeel zou ik zelfs bijna willen zeggen. Assaf is momenteel de nationale held en het is toch veel beter dat het een zanger is dan iemand als Hamas-leider Meshaal? Bovendien zijn Assafs fans juist erg blij dat er nu eindelijk een overwinning plaatsvindt zonder pijn en doden. Muziek blijkt opeens het geneesmiddel tegen ellende en agressie.

Ik zou dan ook voor willen stellen dat er binnenkort een speciale reeks uitzendingen onder de naam “Israeli-Palestinian Idol” wordt gemaakt. Dan kan het conflict eindelijk eens op een andere manier worden uitgevochten. Hava Nagila versus Biladi Biladi, dát zou pas een spannende strijd zijn.



(NIW, Juni 2013)


vrijdag 23 augustus 2013

Anti Homo Therapie

Anti Homo Therapie

Mijn Macedonische kapper en ik hebben twee vaste gespreksonderwerpen: Israël en mannen. Of eigenlijk vooral Israëlische mannen.
Elk jaar in juni reist hij af naar Tel Aviv om los te gaan tijdens de Gay Pride.  Terwijl hij mijn haar verft en knipt praat hij honderd uit over hoeveel spieren de jongens daar hebben en hoe open de mensen zijn ten opzichte van homoseksuelen. Dat de nette Beethovenstraat vrouwtjes in zijn salon alle details opvangen kan hem niet schelen. Hij is allang blij dat ik zijn liefde voor het land van melk en honing deel.

Wat hij kennelijk niet weet is dat Tel Aviv misschien een gay walhalla is (het is niet voor niets de meest homovriendelijke stad ter wereld), maar dat de Torah homoseksualiteit een ‘gruwel’ noemt.

Enkele jaren geleden werd vanuit deze gedachte JONAH opgericht,  Jews Offering New Alternatives for Healing. Een internationale organisatie die helpt om homo’s te leren niet naar hun seksuele gevoelens te luisteren en zo de mogelijkheid bieden een ‘normaal’ leven op te bouwen met vrouw, hond en kinderen. 

Op hun website staan artikelen van Rabbijnen over het genezen, filmpjes en audiofragmenten over de kunst van de zelfdiscipline, brieven van mensen die weer Hetero zijn geworden en aankondigingen voor evenementen zoals een weekend met de naam: ‘Journey into manhood’. Hier krijgen homoseksuele mannen gedurende 48 uur therapie op de Golanvlakte om hun mannelijkheid terug te vinden (inclusief het oefenen van oerkreten en bodybuilden).

Volgens de therapeuten worden dergelijke programma’s alleen maar aangeboden om orthodoxe mannen te helpen, aangezien zij vaak niet door hun eigen omgeving worden geaccepteerd. Maar de vraag is: help je mensen door hen aan te leren gevoelens te onderdrukken? Meer dan dat kan het niet zijn, want volgens mij word je gewoon als Homo of Hetero geboren.

Het feit dat er  in de Torah zo neerbuigend over wordt gedaan vind ik lastig te verkroppen. Misschien is het tijd voor een herziening? We leven in 2013, een tijdperk waar iedereen moet kunnen zijn wie hij wil.



Geef mij maar Macedonische kappers  die  Israël als het beloofde land zien.