Voor de website van het CiJo schreef ik een verslag van ons bezoek aan de grens met Gaza en Sderot.
Het is kwart over zes ’s ochtends als de wekker gaat. Thuis sta ik het liefste op rond een uur of elf, maar aangezien we de afgelopen dagen minstens net zo vroeg uit de veren moesten begin ik er al aan te wennen. De instant koffie uit zakjes die we bij het ontbijt halen doet ook wonderen.
In de bus op weg naar Sderot worden we ingelicht over wat we moeten doen als er een raket in de buurt wordt afgeschoten. Deze stad in het zuiden van Israël wordt namelijk nogal eens aangevallen door de Hamas, Gaza is op nog geen twee kilometer afstand. Mocht er een sirene afgaan, dan moeten we in ‘a very determined but calm way’ binnen 15 seconden een schuilkelder induiken. Gelukkig schijnen deze elke vijf meter te vinden te zijn, ook midden op straat. Mijn eerste reactie is dat ik zo snel mogelijk terug wil naar Tel-Aviv, maar aan de andere kant wil ik toch wel erg graag de plek zien waar mensen leven die dit echt regelmatig meemaken. Ik kwam hier immers niet om in de zon te liggen en te winkelen, maar om alles over het conflict te leren. Eng of niet; het hoort erbij. Ik blijf dus maar heel erg hopen dat er vandaag geen raket wordt gelanceerd.
Voordat we Sderot aandoen rijden we eerst langs het Eretz Crossing point, de grens tussen Israël en de Gazastrook. Een enorm moderne terminal verschijnt in ons blikveld, met slechts een handje vol mensen ervoor. Gehuld in hoofddoeken wachten zij op familieleden die bij hoge uitzondering Israel mogen bezoeken. Het heeft iets treurigs. Vroeger kon men hier zomaar over de grens, maar het is duidelijk dat die dagen ver achter ons liggen. En het is begrijpelijk, want de Hamas is een terroristische organisatie en er zitten genoeg mensen bij die Israël van de kaart willen vegen en er zijn momenteel absoluut geen onderhandelingen met hen nodig, maar de aanblik van deze nagenoeg verlaten vlakte spreekt boekdelen en ik vraag me af hoe het leven is van de Gazanen die helemaal niets met de Hamas te maken hebben. Dit gevoel wordt versterkt als we via een uitkijkpunt dat een stukje verderop gelegen is Gaza kunnen binnenkijken en het een veel groter gebied blijkt te zijn dan ik aanvankelijk dacht. Ook het prikkeldraad, de tanks, de wachttorens en de witte ballon met camera’s erin van het Israëlische leger zien er onheilspellend uit.
Maar dat deze maatregelen helaas echt noodzakelijk zijn zien we even later met eigen ogen in Sderot. Alle bushokjes zijn in de vorm van schuilkelders gebouwd, zodat je ook als je op straat loopt of op de bus aan het wachten bent tijdens een aanval jezelf onmiddellijk in veiligheid kan brengen. We bezoeken een basisschool dat onder een ijzeren schild is gebouwd zodat de kinderen ook binnen veilig zijn en we gaan langs bij een depot van de politie waar ze afgeschoten raketten verzamelen. Het voelt raar om het bruin roestige ijzer aan te raken. De data van de aanvallen staan erin gekerfd.
Maar wat het meeste indruk op me maakt is een gigantisch betonnen rups op een speelplaats. Van veraf lijkt het gewoon op een speeltoestel met vrolijke oranje, gele en groene kleurtjes, maar als je dichtbij komt blijkt het een schuilkelder te zijn voor kinderen die op dat plaatsje, dat de gemeente ironisch genoeg ‘Park of good wishes’ heeft genoemd, spelen. Eerder lieten de ouders hun kindjes uit angst voor raketten helemaal niet meer naar buiten gaan, dus dit bleek de meest ideale oplossing. Iemand uit mijn groep fluistert dat kinderen zo wel erg snel hun onschuldigheid verliezen. Hij slaat de spijker op z’n kop, ook dat doet het conflict.
Als we gaan lunchen blijf ik panisch om me heenkijken of er geen signalen zijn dat er binnenkort een raket naast me zal neervallen. Niet te lang op openruimtes blijven, oren gespitst, waar is de dichtstbijzijnde schuilkelder? Hoe houden mensen het vol om hier te wonen? Waarom verhuizen deze mensen niet? Gaat er even door mijn hoofd. Heel naief natuurlijk. Ten eerste is het altijd al een arme regio geweest, de mensen die hier wonen hebben niet veel geld om te verhuizen. Hun huis verkopen aan anderen zal ook niet al te makkelijk gaan. En zoals Ofer, de directeur van de net buiten Sderot gelegen kibboets Nirim zegt, heeft het ook met een gevoel van patriottisme te maken. Hij heeft dagen gekend dat het alarm 40 keer afging, zijn dochter heeft tot haar vierde levensjaar onder zijn bed geslapen vanwege de veiligheid en dat was niet al te best voor zijn seksleven, maar hij hoort hier thuis. Zijn huis staat hier, zijn vrienden wonen hier en zijn koeien zijn hier te vinden. Bovendien is het een zwak gebaar naar de Hamas als hij weggaat, dan hebben ze hem naar eigen zeggen precies waar ze hem hebben willen. Mijn hersenen maken voor de zoveelste keer overuren.
Pas ’s avonds op het strand tijdens het roken van een waterpijp kom ik wat bij zinnen. Het is alweer de laatste avond en ik probeer na te denken over wat ik de afgelopen week gezien heb. Ik heb zoveel indrukken opgedaan en zoveel geweldige mensen ontmoet, ik weet zeker dat deze reis me veranderd heeft, al weet ik nog niet hoe. Daar zal ik terug in Amsterdam ongetwijfeld over na gaan denken, maar nu wil ik voor de laatste keer het Israëlische zand tussen mijn tenen voelen kriebelen
Natascha
Geen opmerkingen:
Een reactie posten